Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)

Als een werknemer langer dan twee jaar ziek is en het UWV beoordeeld dat er sprake is van meer dan 35 procent arbeidsongeschiktheid, komt deze in aanmerking voor een WIA uitkering. Afhankelijk van het percentage arbeidsongeschiktheid en de kans op herstel, wordt een IVA-uitkering of een WGA uitkering toegekend. 

De WIA in een notendop

WIAnotendop

 

Inkomensvoorziening Volledig arbeidsongeschikten (IVA)

Voor wie?
Werknemers die meer dan 80 procent arbeidsongeschikt zijn en (vrijwel) geen kans hebben op herstel.

Hoogte en uitkeringsduur
75 procent van het maandloon (tot het maximum dagloon) tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd.

IVA uitkering

Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA)

Voor wie?

  • Werknemers die gedeeltelijk (35 tot 80 procent) arbeidsongeschikt zijn of
  • Werknemers die volledig (meer dan 80 procent) arbeidsongeschikt zijn, met kans op herstel.

Hoogte en uitkeringsduur

Hoe hoog de WGA uitkering is, hangt af van de situatie van de arbeidsongeschikte werknemer. We onderscheiden drie uitkeringen: de loongerelateerde uitkering, de loonaanvullingsuitkering en vervolguitkering.

Loongerelateerde uitkering
De arbeidsongeschikte werknemer die instroomt in de WGA ontvangt in eerste instantie meestal een loongerelateerde uitkering. Deze bedraagt de eerste twee maanden 75 procent en daarna 70 procent van het oude loon (het dagloon). De duur van de loongerelateerde uitkering is minimaal 3 en maximaal 24 maanden. De exacte lengte van de loongerelateerde WGA-uitkering is gelijk aan de duur van de Werkloosheidsuitkering, en dus afhankelijk van het arbeidsverleden.

Loonaanvulling of vervolguitkering
Na afloop van de loongerelateerde uitkering beoordeelt het UWV of de werknemer recht heeft op een loonaanvulling of de veel lagere vervolguitkering. Omdat het principe van de WGA is dat iemand werkt voor zover dat kan, wordt bij de beoordeling in eerste gekeken of en hoeveel de arbeidsongeschikte werknemer nog kan verdienen (verdiencapaciteit). Is er sprake van (meer dan 20 procent) verdiencapaciteit? Dan wordt bekeken of de werknemer ook daadwerkelijk voor minimaal de helft verdient van wat hij of zijn kan verdienen volgens het UWV (inkomenseis). 

  • Minder dan 20 procent verdiencapaciteit (> 80% arbeidsongeschikt)
    Zolang de ondernemer niet (of bijna niets) kan verdienen met werk geldt er geen inkomenseis. De werknemer krijgt een loonaanvulling van 70 procent van het oude loon.

wga vol

  • Meer dan 20 procent verdiencapaciteit (minder dan 80% arbeidsongeschikt, maar wel meer dan 35% arbeidsongeschikt (anders geen uitkering))
    • Benut de werknemer 50% van de restverdiencapaciteit? Dan krijgt deze een loonaanvulling. Deze uitkering is 70% van het oude loon minus het bedrag dat de werknemer ontvangt uit het benutten van zijn restverdiencapaciteit.
    • Benut de werknemer minder dan 50 procent van de restverdiencapaciteit? Dan krijgt deze een vervolguitkering. Afhankelijk van het arbeidsongeschiktheidspercentage wordt slechts een percentage van het minimumloon betaald tussen de 28% en 50,75%.

WGA gedeeltelijk met werk

WGA gedeeltelijk geen werk

 

 

 

 

 

Meer informatie

Aan het einde van de periode van de Wulbz of de Ziektewet vraagt de werknemer een WIA-uitkering aan bij het UWV. 

Poortwachterstoets
Het UWV voert de poortwachterstoets uit om te controleren of de werkgever er alles aan gedaan heeft om de zieke werknemer aan het werk te krijgen. Als de poortwachterstoets slaagt, wordt de WIA-aanvraag in behandeling genomen. Slaagt de toets niet? Dan wordt er een sanctie aan de werkgever opgelegd. Deze is verplicht om een jaar langer loon door te betalen aan de werknemer.

WIA-keuring
Het UWV roept de werknemer op voor de WIA-keuring. Tijdens de keuring wordt vastgesteld of een werknemer ondanks zijn beperkingen nog in staat is om met werken geld te verdienen. Als de werknemer door zijn beperkingen minder kan verdienen dan het geval was voordat hij of zij zich ziek meldde, is er sprake van arbeidsongeschiktheid.

Vaststellen (tijdelijke of blijvende) beperkingen door verzekeringsarts
De verzekeringsarts van het UWV vormt zich een beeld van de lichamelijke of psychische klachten van de werknemer. Aan de hand van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) stelt de verzekeringsarts de beperkingen van de werknemer vast . Ook beoordeelt de arts of de klachten tijdelijk of blijvend zijn. Vindt de verzekeringsarts dat de werknemer nog mogelijkheden heeft om te werken? Dan volgt er een vervolgafspraak met de arbeidsdeskundige.

Beoordelen wat voor werk nog kan worden gedaan door arbeidsdeskundige
De arbeidsdeskundige onderzoekt de bekwaamheden van de werknemer, zoals opleidingen, arbeidsverleden en vaardigheden. Rekening houdend met de beperkingen die de verzekeringsarts heeft vastgesteld, beoordeelt de arbeidsdeskundige wat voor werk de werknemer nog kan doen en wat deze daarmee zou kunnen verdienen (restverdiencapaciteit). Om dat vast te stellen worden drie passende functies geselecteerd waarmee de WIA-aanvrager het meeste zou kunnen verdienen. De middelste daarvan, voor wat betreft hoogte van inkomen, wordt vergeleken met het uurloon dat de werknemer verdiende voordat deze ziek werd (maatmanloon). Dat verschil bepaalt het arbeidsongeschiktheidspercentage. Het zegt niets over de ernst van de ziekte.

Als de werknemer meer dan 35 procent arbeidsongeschikt bevonden wordt, stroomt deze de WIA in.

De WIA-uitkeringen houden rekening met het maximum loon voor de sociale verzekeringen. Voor werknemers met een loon dat hoger is dan het maximumloon betekent dit dat zij in inkomen aanzienlijk achteruit kunnen gaan.

Reductiefactor (F-factor)
Zowel tijdens de loongerelateerde uitkering als de WGA-loonaanvulling wordt het werken niet of bijna niet beloond als iemand voor arbeidsongeschiktheid meer verdiende dan het maximumloon. De overheid heeft daarom de WIA aangepast. Hierdoor is het ook voor mensen met een hoger inkomen lonend om (meer) te gaan werken als ze gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn geworden. 

De wijziging houdt in dat er een reductiefactor is geïntroduceerd, ook wel F-factor genoemd. Deze factor wordt berekend door het maximum loon te delen door het loon voor arbeidsongeschiktheid.

Het gezinsinkomen van een werknemer kan met een WIA-uitkering onder het sociaal minimum komen. Het sociale minimum is voor een alleenstaande 70 procent van het minimumloon en voor gehuwden samen 100 procent van het minimum loon. Een aanvulling vanuit de Toeslagenwet kan worden aangevraagd als iemand een UWV-uitkering krijgt zoals WW of WIA of als het inkomen tijdens de loondoorbetaling van zijn werkgever onder het sociale minimum ligt.

Is er sprake van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid (tussen 35 en 80%) en wordt er minder dan 50 procent van de restverdiencapaciteit verdiend? Dan heeft de gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemer recht op een WGA-vervolguitkering. Deze uitkering is een percentage van het minimumloon. Er wordt geen rekening meer gehouden met het oude salaris.

Het uitkeringspercentage is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid.

Arbeidsongeschiktheidspercentage

uitkeringspercentage

35 procent tot 45 procent

28 procent

45 procent tot 55 procent

35 procent

55 procent tot 65 procent

42 procent

65 procent tot 80 procent

50,75 procent

Werken voor een WGA’er die een vervolguitkering ontvangt is volledig lonend. Doordat het inkomen dat de werknemer verdient niet wordt afgetrokken van de uitkering, neemt het totale inkomen van de gedeeltelijk arbeidsgeschikte met iedere euro aan inkomen uit arbeid ook met één euro toe.

Niet elke zieke werknemer komt in aanmerking voor een WIA uitkering. Meer dan 30% van de werknemers die een WIA uitkering aanvragen krijgen geen uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt bevonden worden.

Re-integreren bij werkgever of werkloosheidswet (WW)
Als een werknemer minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt bevonden, blijft deze in principe in dienst van de werkgever. Zij moeten samen naar een passende werkoplossing zoeken. Heeft de werkgever geen mogelijkheden om de betreffende werknemer aan het werk te houden? Dan kan de werknemer na toestemming van het UWV worden ontslagen. De zogenaamde 35-minner kan dan een WW-uitkering aanvragen.

Participatiewet bij langdurige werkloosheid
Als de werkloosheid langer duurt, kan er een beroep worden gedaan op de Participatiewet (deze vervangt sinds 2015 het voorgaande stelsels van Wet werk en bijstand, Wet sociale werkvoorziening en Wajong). Een uitkering vanuit de Participatiewet vult het (gezins-)inkomen aan tot het sociaal minimum.

Vooral werknemers met een laag inkomen lopen kans op beoordeling <35% arbeidsongeschiktheid
Omdat de mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van verlies aan verdiencapaciteit lopen vooral werknemers met een laag inkomen een grotere kans op indeling in de klasse van minder dan 35 procent arbeidsongeschiktheid.